We zitten te praten aan de eettafel op de deel, waar onlangs een ruime keuken is geplaatst. ‘Vroeger aten de koeien hier, nu doen wij dat.’ Een deel van de ruimte bevindt zich onder een schuin aflopend afdak. Daar lagen vroeger de hooibalen op die aan de koeien gevoerd werden die onder het afdak stonden. De paaltjes waaraan ze vastgemaakt werden – reppels heten die – staan er nog. Aan de achterkant hangt over de hele lengte nog steeds de draad waar hun staarten op gelegd werden tijdens het melken. Achter het luik naast het afdak sliep de knecht. Recht tegenover de koeien stonden de paarden. Net onder het dak kun je de restanten van zwaluwnesten zien.
‘Bij de meeste restauraties van boerderijen verdwijnt dat stalgedeelte’, vertelt Richard. ‘Zo’n stal is onhandig, het is laag, je moet bukken enz. Maar het ziet er zo prachtig uit. Dus wij dachten: waarom zou je er geen kinderspeelkamer van maken? We hebben er een wigwam ingezet, een tafel met stoeltjes waar ze aan kunnen tekenen en een hangmat om in te lezen of te gamen. Leuk voor de kinderen, de ouders hebben zicht op wat ze doen en we behouden zo een karakteristiek onderdeel van de boerderij. Ik zie het als mijn taak om uit te zoeken hoe je een gegeven ruimte zo “beleefbaar” mogelijk kunt maken.’
Contrasten
De paardenstal in de deel is omgebouwd tot slaap- en badkamer. Het comfort is eigentijds, maar de inrichting herinnert nog sterk aan vroeger. Boven het bed, tegen een muur met het oude stucwerk, hangt een foto van Dreesje. Met haar hond poseert ze voor de boerderij, bij een bloemenborder die ze zelf heeft aangelegd. De slaapkamerdeur is van ruw hout met ouderwets beslag. Er hangt een uit een tijdschrift gescheurde kleurenfoto op van een zeer wollige geit. ‘Die heeft Dreesje erop geprikt met vier punaises in drie verschillende kleuren’, zegt Richard. ‘Aan die deur hebben we nooit iets hoeven doen, dus die plaat hebben we daar gewoon laten hangen. Veel duidelijker is onze restauratie-opvatting niet te illustreren.’
In de badkamer raken oud en nieuw elkaar letterlijk. De buitenmuur is strak afgewerkt met grote witte tegels.
‘Die muur moesten we natuurlijk isoleren, net als alle buitenmuren. Dat ziet er dus allemaal nieuw en afgewerkt uit. Maar de binnenmuren hebben we gelaten zoals ze waren. We hebben er alleen een transparante watergedragen impregneer op aangebracht ter bescherming. Die oude binnenmuur – een geheel van afbladderend stucwerk in verschillende kleuren en half zichtbare bakstenen – vormt nu een prachtig contrast met de buitenmuur.’
Denken vanuit de boer
De deel was vroeger voor de dieren, de mensen hielden zich op in het voorhuis. Een relatief kleine kamer, met een houtkachel voor een tegelwandje met twee tableaus in kleur: een boer met een paard en een boerin met koe. Achter de houten wanden hebben vroeger twee bedstedes gezeten – aan de rechterzijde heeft Dreesje geslapen – nu is er een ruimte voor de wasmachine en wat schoonmaakspullen. Richard gaat in een klein alkoofje zitten pal naast de houtkachel. Als je het echt koud had, was dat vroeger de beste plek om op te warmen.
‘Je denkt misschien dat een restauratie volgens onze filosofie een makkelijke klus is’, zegt hij. ‘Maar er komt meer bij kijken dan je denkt. Want wil je de authenticiteit van een gebouw behouden, dan moet je leren denken als de mensen die het gebouw bewoond hebben. Bij alle keuzes waar we voor stonden, vroegen we ons af: “Hoe denkt de boer?”. Wat doet hij als er een tegeltje losraakt uit de wand achter de kachel en stukvalt? Dan zoekt hij een ander tegeltje dat er een beetje op lijkt – waarschijnlijk heeft hij ergens nog wel wat liggen – en plakt dat ertussen. Of het tegeltje een andere kleur wit heeft, maakt hem niet uit. Zo gaat het immers ook. Werken met de spullen die je hebt. Heeft hij iets nodig om zijn jas aan op te hangen? Een dikke spijker in de muur volstaat, die werkt net zo goed als een mooie kapstok. Op die manier – provisorisch, zuinig en functioneel – hebben we de restauratie uitgevoerd. Zoveel mogelijk overal van afblijven. En dat is het moeilijkste wat er is.’
Buiging voor traditie
Op de bovenverdieping zijn twee slaapkamers, van elkaar gescheiden door een lange overloop, die werkt als een soort vide: je kijkt zo naar beneden in de keuken. In de ene slaapkamer staat nog een oude houten kast die heel authentiek klemt. In de andere slaapkamer staan twee stoelen en een dressoir die Dreesje gebruikt heeft. Bijzonder detail: in het plafond boven het bed is een ruimte uitgespaard waarin een dakspant te zien is. Iemand heeft daar met een mes ingekerfd ‘J.K. Simon 1894’.
‘Bouwers laten graag op deze manier hun spoor na. Daar zoeken we altijd naar bij restauraties. Ik heb ook een opleiding gehad als timmerman, dus ik weet waar ik moet kijken. Wat te doen met zoiets? Je kunt er natuurlijk gips overheen zetten, maar je kunt het ook in het zicht laten en er een lichtje bij maken. Heb je meteen een bedlampje. Een echte boerenoplossing.’
Op de bovenverdieping kun je goed merken dat de mensen vroeger een stuk kleiner waren dan nu. Het is even oppassen geblazen met de dwarsbalken, anders stoot je zomaar je hoofd. Je moet dus af en toe even bukken, maar wat geeft het? Het is alsof je zo een paar keer per dag een lichte buiging maakt voor ons erfgoed en het behoud daarvan.
Ook verblijven in deze gerestaureerde boerderij? Boerderij van Dreesje is geschikt voor 7 personen.
Dit verhaal verscheen eerder in het magazine van Buitenleven Vakanties. Tekst: Dirk van Ginkel.